Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Tussen droom en daad staan gezin en staat
1 januari 1989

Het lichaam is een mooi ding. Het is een warm huis, een bewegend beeld, een zachte machine. Het is weinig, één persoon, en veel: oortjes, billen, een mond, oksels, wimpers, vingers, tenen, kut, navel, voeten, lul, han-den, kuiten, haren, hals. Het is iemand en het is iets. Het is dierlijk, plantaardig én mineraal. Het is na-tuur en cultuur. Het is hol en bol. Het kan zuigen, likken, poepen, plassen, zacht en hard bewegen, zoemen, trillen, schokken, huilen, schreeuwen, uitdijen en inkrimpen, zich bekleden en ontkleden, rollen, stampen, rennen, razen, kleuren, 'verbleken, krabben, bijten, schop-pen, slaan, sluimeren, verstijven, versoepelen, denken, voelen, drij-ven, zinken en zelfs arbeid leveren. Het lichaam kan zich koppelen aan andere lichamen, zacht en hard, vast en vloeibaar, warm en koud, nat en droog, gekleed en ongekleed, kort en lang, onder en boven. Het kan zich ook koppelen aan machines, draaibanken, typemachi-nes, geweren, computers, zetban-ken, pen en papier, bouwkranen, auto's, visnetten, t.v.-toestellen, schaven, betonmolens, fototoestellen en invalidewagens.

Als het lichaam van zichzelf droomt heeft het zo zijn voorkeuren. Maar er wordt oorlog gevoerd tegen het lichaam. Die oorlog heet arbeid, heet tucht, heet fatsoen, of heet simpel-weg oorlog. Teveel lichamen zijn opgesloten in grijze pakken, teveel lichamen worden bygezet in de WAO, teveel lichamen rijden in rol-stoelen, teveel lichamen schamen zich voor zichzelf, teveel lichamen treft een granaatscherf. Is het wonder dat het gesmade lijf—in zovele lichamen geëxplodeerd, zich voortplantend op de schokgolf van Stonewall, in rose stromen, rose als al zyn openingen waarin het andere lichamen ontvangt, zijn schaamte in het gezicht spuwend, zijn folteraars van zich afwerpend, lichaamspant-sers versmeltend, spottend met ver-bod op begeerte, in zedeloze, schaamteloze Fierheid, herwonnen lijfelijkheid, in zinnelijke directheid
en directe zinnelijkheid, dansend op de scherven van fatsoen en ver-scheurde vitrages, doof voor het vermaan van vrijzwevende hoofden, met verachting voor het dictaat van de rede en voor de schutkleuren van het klerkendom, in de verlokkende geuren van zweet en zeep, om-zwermd door de blikken van verba-zing, schaamte, spot en angst, als een soepel dier dat in de zachtheid van zijn poten de scherpte van zijn klauwen verbergt, met gevoelige vin-gers tastend langs de breuklijnen in de normaliteit, met een kirrende lach, getuite lippen, tot kietelen en zonodig slaan bereid, — aan deze oorlog, die nooit verklaard, maar eeuwen gevoerd wordt, de oorlog verklaart?

Herman Meijer, lid partij bestuur CPN