Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Verkeerde Gevatheid
26 december 2007

Een man en een vrouw liggen in bed. Ze zijn elkaars lichaam op prettige wijze aan het verkennen. Ze raken allebei in een staat van opwinding – tot de vrouw iets tegen de man zegt. Voor de man is het in één klap afgelopen. Hij stapt uit het bed. Zij stapt wat later ook uit bed.

(HIJ)
Nou ja zeg, wat maak ik nu mee. Zo is de lol er gelijk af. Zo hoeft het niet meer. Stom wijf. Zoiets zeggen op zo’n moment. Snapt ze het werkelijk niet?
Wat denkt ze dat we aan het doen zijn?
Verdomme, ik begon het net leuk te vinden, echt. Moet ze zo nodig met zo’n opmerking komen.
VOLGENS MIJ BEN JIJ GEEN HOMO.
Dat zegt ze, als we net lekker liggen te vozen. Dus dan ben ik geen homo, volgens haar.
Ja wat? Wat zou ik dan wezen?

(ZIJ)
Waarom loopt-ie nou weg? Het ging toch juist hartstikke goed? Eindelijk een man die lekker sensueel is en niet zo boem er bovenop.
Zou ik te druk zijn geweest, te gretig? Dat hij daar een beetje van geschrokken is … het is natuurlijk een gevoelige man, hoe brutaal hij zich ook kan voordoen.
Maar hij deed juist helemaal niet ingehouden, niet supervoorzichtig.
Het ging allemaal zo gemakkelijk.
Volgens mij vond hij het wel spannend om het met een vrouw te doen. Eigenlijk dacht ik dat het voor hem beslist niet de eerste keer kon zijn.
Nee, daar geloof ik niks van. Dan zou hij niet zo goed weten wat hij met z’n handen moet doen, bij een vrouw.
Maar waarom dan ineens, hoeps, weg?
Het was toen ik zei dat hij volgens mij geen homo was, maar dat zal toch de reden niet wezen? Hij denkt toch zelf ook niet zo in hokjes? Nee, daar is hij het type niet voor.

(HIJ)
Ik vind dit zo stom. Ik heb er geen woorden voor.
Hoeveel mannen denkt ze dat ik heb gehad? Denkt ze dat ik mezelf in de maling neem? Dat ik nog altijd aan het proberen ben? Dat dit een test was, of zo?
God ja, misschien denkt ze dat wel! Een test. Ja hoor, mezelf testen of ik het ook met vrouwen kan. Nee, daar zal ik altijd maar mee bezig zijn. Of ik zus ben of zo, misschien wel bi, wie zal het zeggen. Boeie!
Dit is toch belachelijk. Hoe lang loop ik nou al mee?
Moet ik na zoveel mannen, na zoveel roze zaterdagen, na zoveel keer rellen in jurk, na zoveel demo’s, na zoveel saunabezoek, na - zo - veel - jaar, me door een zogenaamd bijdehante semi-artistieke Opzijfeministe laten vertellen dat ik GEEN HOMO ben?
Wat is dit? Wat moet dit voorstellen?

(ZIJ)
Waarom gaat het bij mij altijd mis?
Het lijkt wel of ik altijd op de verkeerde mannen val. De ene blijkt bij nader inzien aan de drugs en die moet ik het huis uitdoen. De volgende is manisch-depressief en de derde besluit toch weer terug te gaan naar zijn eigen vrouw. Het lijkt wel of ik er nooit een kan vasthouden.
En nou hij weer.
Toen ik hem voor het eerst zag had ik al iets van wow! Bleek het natuurlijk met mannen te doen, maar zo snel laat ik me niet afschrikken.
Door het werk zie ik hem bijna dagelijks en dit feestje was de perfecte kans. Hij had geen vriendje bij zich of zo. Dus het was ook heel logisch dat we met elkaar aan de praat raakten.

(HIJ)
Eigenlijk was het heel leuk. Het begon ook heel gewoon.
Ik vind haar al zolang ik haar ken wel een tof wijf en ik ben gewoon met haar meegelopen, hierheen, naar haar huis.
Natuurlijk merkte ik dat ze mij wel ziet zitten, zo blind ben ik niet. En god, er zijn wel meer vrouwen die op homo’s vallen.
Of eigenlijk is dat het punt niet. Wíj hebben iets met elkaar – tenminste, dat voelde ik zo.
Maar op de een of andere manier … misschien vergis ik me in haar.
Toen ze zich ging uitkleden deed ik gewoon mee, toen ze op bed ging liggen, ik ook. En wie daarna waarmee begon, dat weet ik niet eens meer.
En dan ineens zoiets. Of we in een praatgroep zitten … Nou ik het zeg, ze hééft natuurlijk van die praatdingen met vrouwen. God weet waar ze allemaal over kletsen met elkaar, wat ze zich in het hoofd halen. Misschien maken ze elkaar wel gek, dat ze het eens met een homo moeten proberen, of dat … nee, zo stom zal ze toch niet zijn … ze zal toch niet denken dat ze me kan bekéren?! [lacht]

(ZIJ)
Ik vind mezelf best zielig, ja, zo stom als het klinkt, zielig.
Die meiden denken allemaal dat ik het fantastisch voor elkaar heb, lekker ongebonden maar kom toch niks tekort.
Soms lijk ik verdomme wel een rolmodel. Ja, ik heb een goeie baan, nee ik heb niet dat gezeur van een man aan m’n hoofd. Ja, ik kan doen wat ik wil, nee ik hoef niet hier mee naartoe of daaraan meedoen. Ja, ik zeg waar het op staat, nee ik hoef niet te slijmen of te veinzen. Ja, de mensen komen op mij af, nee ze zien me beslist niet over het hoofd. Ja, je kunt met me lachen, nee ik ben niet saai.
Ik kán wel wat. Ik kan best wat organiseren, ik kan de boel aardig naar m’n hand zetten. Ik kan ook een leuk praatje houden, een pakkend stukje schrijven. Ik kan zelfs dingen met aardewerk en textiel, en helemaal niet slecht.
Maar leven, gewoon, léven, dat kan ik eigenlijk niet.

(HIJ)
Ik geloof niet dat ik dit ga uitleggen. Ze zal maandag wel vragen: wat was er nou?
Maar ik ga het niet uitleggen. Ik ga toch mezelf niet uitleggen?
Eerst word je geacht uit te leggen dat je op mannen valt. Dat gelooft men niet zomaar.
Okay, heeft men dat eenmaal aangenomen, dan ben je dus een homo.
Dat accepteer je, je krijgt je pasje: HOMO. Dan vind je een keer een vrouw leuk, je scharrelt wat met haar, boem! Lever je pasje maar weer in.
Moet ík dan gaan uitleggen wat dit betekent? Ik ben toch de burgerlijke stand niet?
Nee, die dame heeft een probleem. En misschien ben ik dat wel, maar dan ben ik toch háár identiteitsprobleem.

(ZIJ)
Dan doen die anderen het toch beter. Allemaal getrouwd, de een ietsje gelukkiger dan de anderen, maar geen van allen ongelukkig.
En die kerels van ze zijn best aardig, eigenlijk stuk voor stuk gemakkelijke mannen. Ze wonen mooi, het is er gezellig thuis. Het ergste wat ze overkomt is dat ze eens een gezwelletje moeten laten weghalen. Daar kunnen ze dan lang over praten, maar meer als tijdverdrijf.
En kinderen. Ze hebben allemaal minstens één kind, sommigen zelfs vier. Ik vind ze niet allemaal leuk, maar er zijn een paar echte schatjes bij.
Ik wilde nooit kinderen. Nooit.
Toch droomde ik vorige week dat ik zwanger was. Het voelde volkomen normaal en vertrouwd. En niemand vroeg me van wie ik zwanger was.
In mijn droom was er geen man aan te pas gekomen.

(HIJ)
Toch is het jammer. Ik dacht dat we elkaar wel begrepen. We zijn allebei alleen, we zijn allebei zelfstandig, dat scheelt ook.
Eigenlijk wil ik van haar kunnen houden, als een homo.
Ik hoef haar helemaal niet voor mezelf, ik hoef niet jaloers te zijn op andere mannen, ik hoef niet de vader van haar kinderen te worden, ik hoef haar niet te onderhouden, ik hoef haar niet te beschermen, ze hoeft mijn naam niet te dragen, ik hoef niet te zeggen: kijk, mijn vrouw. Dat wil ik helemaal niet, absoluut niet.
Maar dan mag ik haar toch wel … een beetje beminnen?