Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Een meidentraject in het onderwijs
31 december 1992

Emancipatie is een veelkleurig verschijnsel. Als je aparte meidenklassen in het voortgezet onderwijs bepleit, kun je te horen krijgen, dat zo "de emancipatie wel 70 jaar wordt teruggezet". Toch is de bedoeling van dit pleidooi dat bepaalde meiden in ieder geval verder leren, wat voor haar emancipatie van wezenlijk belang is.

In het Nationaal Onderwijs Centrum Rotterdam was 21 januari j.l. een discussie over het thema "Aparte klassen voor islamitische meisjes?" Het vraagteken staat voor talloze twijfels die alles te maken hebben met de in Nederland vrijwel voltooide en als een moderne verworvenheid beschouwde coëducatie.

Ook zonder vraagteken had er discussie kunnen zijn, van een wellicht wat ander karakter. Want juist Rotterdam telt al enkele meidenklassen in het voortgezet onderwijs. Aan mij werd gevraagd wat het standpunt van Groen Links zou zijn als het onderwerp in de Raadscommissie Onderwijs aan de orde komt. Ik heb gezegd dat ook bij ons er een vrij felle discussie over is geweest, waarin ik heb gepleit voor de mogelijkheid van meidentrajecten bij de
openbare brede scholengemeenschappen. Daarvoor heb ik de volgende redenen.

Er zijn in Rotterdam traditioneel ingestelde ouders, vaders in ieder geval, die niet willen dat hun dochters in de puberteit met jongens in één klas zitten. Het gaat vooral om Marokkaanse vaders, die desgevraagd godsdienstige gronden aanvoeren. Dit kan resulteren in het van school houden van de dochters in kwestie.

De omvang van deze leerplichtontduiking, zo zei een aanwezige leerplichtambtenaar, is waarschijnlijk niet heel groot. Zijn cijfers althans waren niet verontrustend. Er is, hoe dan ook, in Rotterdam een drietal "Voorposten" waar meiden worden opgevangen, die niet op een gemengde school mogen. Op zo'n Voorpost mag geen onderwijs gegeven worden en iedere betrokkene geeft er de voorkeur aan dat de meiden naar school gaan. Men zou de ouders kunnen beboeten. De meiden zijn daarmee nog niet op school. Er is behoefte aan een oplossing. Ik ben ervoor om in deze behoefte te voorzien, maar ik vind het niet zo geslaagd als de oplossing iets aparts "voor islamitische meisjes" zou zijn. Met de Islam heeft het apart houden van jongens en meisjes niets te maken, wel met bepaalde patriarchale tradities. Het etiket "islamitisch" is dus misplaatst. Bovendien hoeven de meiden niet nodeloos gestigmatiseerd te worden, omdat hun ouders nu eenmaal bepaalde opvattingen hebben. Ik zie in deze specifieke situatie reden om naar iets te zoeken wat algemener voordelen heeft.

Inmiddels wel algemeen bekend zijn de aanwijzingen dat meiden in de exacte vakken beter presteren met apart onderwijs dan met gemengd. Dat heeft met de attitude van leraren te maken, die de jongens meer aandacht geven, maar ook met het gedrag van de jongens, die eerder wat roepen. Ook is het zo dat meiden in hun puberteit sneller gaan dan jongens. Veel meiden van 12, 13, 14 jaar vinden hun mannelijke leeftijdgenootjes "stom" - niet zonder reden! Spontane groepering is in die leeftijdsklasse veelal homosociaal, bij beide seksen.

Dit alles is geen reden om jongens en meiden verplicht apart te zetten. Maar het is misschien wel een reden om de keuze mogelijk te maken. Waar meiden behoefte hebben om zonder die stomme jongens te zijn. zou dat moeten kunnen; te meer als dit betere prestaties oplevert. Ook voor jongens zou mutatis mutandis, hetzelfde gelden, alleen is die behoefte niet gesignaleerd.

Een brede scholengemeenschap moet in staat zijn alle vakken ook apart voor meiden aan te bieden. Met nadruk: alle vakken, want het zou beslist mis zijn als er weer een "damespakket" ontstond als indertijd de MMS had. Zo zouden meiden kunnen kiezen om enkele vakken, bijvoorbeeld de exacte, homosociaal te volgen en andere gemengd. Of ze kunnen ervoor kiezen alle vakken gemengd of alle vakken apart te volgen. En elke keuze kan uiteraard inhouden: de keuze van de ouders te volgen. En dus zouden meiden met ouders die tegen coëducatie zijn, hun eigen complete meidentraject kunnen kiezen.

Het was een oudere vrouw van sociaal-democratische snit die in de discussie uitriep dat aparte meisjesklassen "de emancipatie 70 jaar terug zouden zetten". Deze met hartstocht geladen uiting is te begrijpen. Gelijkheid is op te vatten als "alles zonder onderscheid". En er is weldegelijk strijd geleverd voor gemengde opvoeding, vanuit de gedachte, zoniet de wetenschap, dat ongelijke behandeling van jongens en meisjes de jongens bevoordeelt. De situatie van dochters van traditionele allochtone ouders zonder veel opleiding of kennis van de Nederlandse maatschappij is echter nogal bijzonder. Als het hier over emancipatie gaat, is er in het geding: de verhouding tot de ouders, de verhouding tussen de seksen, de verhouding tussen auto- en allochtonen en de sociaal-ekonomische perspectieven. Het op al die fronten tegelijkertijd voltrekken van het emancipatieproces is wellicht wat veel gevraagd.

Homosociale verbanden kunnen in een emancipatieproces veel nut hebben. De feministische beweging heeft niet voor niets vrouwenhuizen en -praatgroepen in het leven geroepen, onder protest van mannen! Het kan best zijn dat allochtone meiden, die onder velerlei, ook tegengestelde, druk staan, daaraan in die kritische jaren van de puberteit veel hebben.

De twee voorbeelden van meidenklassen in Rotterdam die ik ken, tonen hiervan wel iets aan. Het ene voorbeeld is een klas op LBO-niveau, het andere een brugklas. In beide gevallen is de ervaring dat het motiveren van de meisjes absoluut geen probleem is, integendeel.

In het geval van de brugklas zeggen de leraren zelfs dat dit hun meest gemotiveerde groep is. En bij deze groep is het inmiddels zo, dat de vaders belangstellend vragen naar de verrichtingen van hun dochters. Ten opzichte van de voorafgaande situatie, toen de meiden op de Voorpost moesten worden
beziggehouden, is dit een verschil van dag en nacht.

De LBO-meidenklassen, een dependance van een gemengde school, worden niet alleen door meiden bezocht die van hun ouders niet met jongens in de klas mogen. Het is een school die meiden van verschillende nationaliteit en religie aantrekt, met als gemeenschappelijk kenmerk de sociaal-ekonomische achterstand en de wil om zich op te werken. Hier blijkt die gemeenschappelijkheid een sterke basis te geven om door te zetten.

Bij de discussie op het NOCR bleken nogal wat aanwezigen de neiging te hebben vooral hun eigen ervaringen - met name de slechte ervaring met de eigen meisjesschool - tot uitgangspunt van beoordeling te nemen. Ik vind onze nieuwe, multiculturele, situatie juist een goede aanleiding om voorgegeven posities opnieuw te overdenken.