Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Vragen over de "1100 Turken"
27 oktober 1992

De kwestie van de "1100 Turken op één adres" heeft enige maanden voor beroering gezorgd, niet alleen in Rotterdam. Herman Meijer reageerde met schriftelijke vragen, met mondelinge kritiek in de commissie Algemene Bestuurszaken, met navraag naar het antwoord op de schriftelijke vragen toen dit uitbleef en met aandrang op de burgemeester tijdens de algemene beschouwingen. Hieronder volgen de schriftelijke vragen. In beide termijnen van de algemene beschouwingen komt de kwestie ook aan de orde.

vraag 1: Heeft het College kennisgenomen van het vraaggesprek met onze burgemeester in Het Parool van vrijdag 23 oktober jl., in het bijzonder van de uitspraak: 'Mijn korpschef vertelde mij onlangs dat de politie heeft ontdekt dat hier in Rotterdam 1100 Turken stonden geregistreerd op één adres. Dit betekent dat er busladingen vol mensen uitkeringen komen halen en dan weer terugkeren naar Turkije'?

antwoord op vraag 1: Ja.

vraag 2: Is het College met mij van mening dat deze uitspraak hoogst onwaarschijnlijke feiten vermeldt?

antwoord op vraag 2: Inzet van het debat is de opvatting van de burgemeester dat -waar nodig, doch wel zorgvuldig- administratieve bestanden dienen te worden gekoppeld en de noodzaak dal medewerkers deze (semi-)overheidsadministraties met elkaar afstemmen. Daar waar burgers dan wel administraties -door gebrekkige afstemming of het geheel ontbreken van enigerlei afstemming- op een slordige manier (moeten) omgaan met de rechten en plichten -die iedereen kent of aanvoelt- wordt de bijl gezet aan de wortel van de toch al bedreigde solidariteit.

Het laten voortduren van deze situatie geeft ruim baan aan gevoelens van groepsdenken, het aanwijzen van 'schuldigen' en het wegsmelten van het draagvlak voor een humane samenleving. Een samenleving waarin plaats is -en moet blijven- voor mensen die, om welke reden dan ook en waar vandaan ook, een volwaardige plaats verdienen. Maar tevens een samenleving waarin slechts die bevolkingsgroepen die daarvoor in aanmerking komen, gebruik kunnen maken van de aanwezige voorzieningen en waarin derhalve voor misbruik en uitholling van deze voorzieningen geen plaats is. De burgemeester heeft, als burgemeester en als portefeuillehouder, een eigen verantwoordelijkheid voor opvattingen en observaties die hij naar buiten brengt. Als portefeuillehouder heeft de burgemeester -zoals ook uit het citaat in vraag l blijkt- melding gemaakt van informatie die hij van de korpschef heeft ontvangen, die zich baseerde op een goed op de hoogte zijnde zegsman op het gebied van de sociale zekerheid.

De kort-door-de-bocht formulering die U hekelt, verwijst naar het door de jaren heen - en dus opgeteld -gebruiken van een administratieve 'bewoning' van een locatie door mensen die er metterdaad nooit gewoond hebben, maar door wie wel kinderbijslag werd geïnd. Uiteraard liggen hier verbindingen met het criminele circuit, gelet op de omvang en de daarvoor noodzakelijke organisatie.

Zoals U bekend is, is de aard van deze informatie reeds ampel aan de orde geweest in de (besloten) vergadering van de commissie voor Politie-aangelegenheden op 15 oktober jl. en vervolgens in de openbare vergadering d.d. 19 november jl. Daarnaast is in de openbare vergadering van de commissie voor Algemeen Bestuurlijke Zaken c.a. d.d. 26 oktober jl. door de korpschef nog nadere informatie verstrekt over andere misstanden.

vraag 3: Zijn de vermelde onwaarschijnlijke feiten door het College geverifieerd?

vraag 4: Zo ja, wil het College ons, leden van de Raad, daarvan op de hoogte stellen?
Zo nee, is het College dan met mij van mening dat het doen van beweringen met zo'n strekking negatieve beeldvorming, zowel van bevolkingsgroepen als van de dienst SoZaWe, nodeloos versterkt en dus onze hoogste ambtsdrager niet past?

antwoord op vraag 3 en 4: Zie het antwoord op vraag 2.

vraag 5: Is het College met mij eens, dat het Rijk der Fabelen in de verhoudingen tussen
bevolkingsgroepen een te grote rol speelt en dat politiek verantwoordelijken daarentegen waarheid en feiten tot gelding moeten brengen?

antwoord vraag 5: Het college beschikt noch over gegevens noch over inzichten die het mogelijk maken het eens of oneens te zijn met de stelling over het Rijk der Fabelen. Eén ding staat vast: met een goede administratie en een goede samenwerking tussen administraties - en daar ging het de burgemeester om (koppeling) - zijn waarborgen geschapen tegen het type speculatie dat vragensteller terecht zo hekelt. De waarheid van de werkelijkheid ligt dan binnen handbereik.

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,
De Secretaris, N. van Eek
De Burgemeester, A. Peper